Al voor de Tweede Wereldoorlog speelt er een aantal Joodse voetballers bij GFC uit Goor. Gerrit Alink schreef erover in het jubileumboek van de club.

Begin 1900 was Goor nog een kleine gemeente. Er woonden ruim 3000 mensen. Slechts een gering aantal was van Joodse afkomst. Volgens de cijfers van het Nieuw Israelisch Genootschap telde Goor in 1914 96 Joodse inwoners.

Joodse voetballers en supporters waren vanaf de oprichting in 1907 actief bij GFC. Velen van hen zouden de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog niet overleven.

Als postuum eerbetoon aan alle Joodse GFC’ers hierbij hun levensverhaal. Een verhaal dat voor velen een slechte afloop kende en eindigde in de Duitse vernietigingskampen. Ondanks alle verschrikkingen slaagde een aantal Joden erin om de oorlog te overleven. Op verschillende onderduikadressen wisten ze te overleven en konden na de oorlog de draad weer oppakken van het alledaagse leven. Hierbij een overzicht van Joodse GFC’ers in willekeurige volgorde.

Hein Lobstein werd op 15 mei 1884 geboren in Goor. Hij was de zoon van Jacques Lobstein en Betje van Engel. De ouders woonden op de hoek van de Spoorstraat en Grotestraat en handelden in manufacturen en houtskool.

Zoon Hein behoorde in 1907 tot de groep van oprichters van GFC in café Neuf. Hij staat op een van de oudste foto’s van GFC. Onbekend is of hij ook daadwerkelijk heeft gevoetbald of behoorde tot de vaste kern van supporters.

GFC 1 in 1907: Staande: A.G.J. Jalink, H. ten Thije, D. Boswinkel, Th. B.J. de Ligny, H. Vos, Th. Warmink, H. Lobstein, E. Teeuwsen en J. Goorhuis. Middelste rij: J.A. Krouwel, J.C. Spoor en H. Redeker. Voorste rij: G. Warmink, A. Kuipers en R.J. Jalink. Alle foto´s via de auteur.

Al op vrij jonge leeftijd werd Hein beroepsofficier in Indië. Hij trouwde met Anna van Stratum uit Deventer en woonde voor de Tweede Wereldoorlog in Rotterdam aan de Coolhaven. Hein heeft de oorlog overleefd en ging wonen in Varsseveld. Midden jaren 60 is hij overleden.

Isidor (Ies) van Engel (9 oktober 1903) was de zoon van Daniël van Engel en Johanna Grünewald. Daniël van Engel had een slagerij aan de Grotestraat (destijds nr. 19). Ies nam later de slagerij van zijn vader over. In het jubileumboek van 1932 komen we de naam van Ies van Engel tegen in een opstelling van GFC 1 uit het seizoen 1924-1925.

I. van Engel
J. Schutte H. Haverkate
G.W. Schutte J. Goorhuis H. Wes
A. Schutte W. Wevers J. Brinks T. Warmink W. Rouweler

Meermalen uitgekomen in dit team: R. Boswinkel en H.J. Endeman.

In 1927 heeft hij zijn lidmaatschap opgezegd, zoals we konden zien in de originele ledenadministratie. Ies bleef tot aan de oorlog ongehuwd maar had wel een verloofde. Hij dook al in 1941 onder met zijn verloofde en moeder in Holten. (zijn vader was al op jonge leeftijd overleden). Daar werden ze verraden en afgevoerd naar Mauthausen.

Het afvoeren van Ies maakte diepe indruk in de Goorse gemeenschap aangezien hij de eerste Joodse inwoner was die werd afgevoerd naar een nazikamp. Ies van Engel overleed op 10 oktober 1941 in Mauthausen, een dag na zijn 38e verjaardag.

Bovenste rij vlnr: Willem Tijink en Willem Rouweler. Middelste rij: Leo van Engel, Moos van Engel (Schreeuwmoos) en Bart Wiegerinck. Op de voorgrond Ies van Engel.

Mozes van Engel was een neef van Ies van Engel. Officieel heette hij Mozes maar zoals vaak gebruikelijk in Joodse kringen werd zijn naam verbasterd tot Moos.

Moos, geboren in 1890, is nooit lid geweest van GFC maar behoorde wel tot de kring van vaste supporters. In Goor werd hij “Stillen Moos” genoemd, wat hem onderscheidde van een neef en naamgenoot.

Moos van Engel trouwde met Betje van Elburg. Hij stierf op 45-jarige leeftijd in 1935. Op de onderstaande foto staat hij rechts. Hij is met een groep GFC’ers op stap.

Jacques Lobstein, geboren april 1913 te Goor, moest oom zeggen tegen de eerder genoemde Hein Lobstein. In tegenstelling tot zijn oom Hein heeft Jacques Lobstein zeker een aantal jaren gevoetbald bij GFC. In het seizoen 1931-1932 maakt hij deel uit van het tweede elftal van GFC.

De opstelling zag er als volgt uit:

W. Hagedoorn
J. Lobstein H. Hillebrand
F. Peuscher G. Wolbers G. Vos
W. Rouweler G. Zendman A. Geertman J. Koebrugge W. Grevink

Meermalen uitgekomen in dit team: G. Hennink, J. Wolbers en G. van Cornewal.

In 1932 deed Jacques Lobstein examen aan het gymnasium in Hengelo. Daarna ging hij rechten studeren in Leiden en trouwde met Eva Berlijn. Tot mei 1940 was hij advocaatprocureur te Deventer. Jacques werd tevens lid van UD in Deventer (de Koninklijke) en speelde daar nog een aantal jaren in een lager seniorenteam. Op 1 september 1941 werd hij Plaatselijk Hoofdvertegenwoordiger van de Joodsche Raad in Deventer.

Niet lang daarna besloot hij onder te duiken in een soort vakantiewoning aan de westkant van de IJssel. Een risicovolle plek aangezien de bevoorrading met een boot geschiedde en de IJssel meestal streng bewaakt werd door de bezetters.

Jacques overleefde echter zijn onderduik en pakte na het einde van de oorlog zijn advocatenpraktijk in Deventer weer op. Bovendien vervulde hij diverse functies bij de KNVB in Zeist.

Hij was onder meer lid van de Algemene Vergadering Betaald Voetbal en lid van de totocommissie Betaald Voetbal. Bovendien was hij in de periode 1955-1972 voorzitter van de voetbalclub FC Hilversum.

FC Hilversum speelde in de jaren vijftig nog een aantal jaren betaald voetbal. Hij overleed plotseling aan een hartaanval in zijn hotelkamer op 26 april 1973 in Madrid, na een bezoek aan een Europacupwedstrijd Real Madrid – Ajax.

Bovenste rij derde van links Jacques Lobstein

Izak Samuel woonde aan de Dorpsstraat 146 in Enter. Hij had als bijnaam De Marre. Hij werd geboren op 26 augustus 1909 als zoon van Marcus Samuel en Karola Salmagne. De ouders hadden een kippenslachterij in Enter aan de Dorpsstraat en Izak was ook werkzaam in het bedrijf van zijn ouders.

Op 12 augustus 1929 werd hij lid van GFC. Jarenlang speelde hij daar o.a. samen met Israël Rosendaal. In een opstelling van GFC 1 uit het seizoen 1930-1931 komen we de volgende namen tegen:

R. Boswinkel
E. Kuiper H.J. Endeman
H.Hillebrand E. Rouweler J. Endeman
W. Wevers I. Rosendaal I. Samuel J. Rouweler B. Brouwer

Staande vlnr: W. Wevers, I. Rosendaal, W. Schutte, I. Samuel, J. Rouweler en B. Brouwer. Middelste rij: G. Wissink, A. Kutterink en G. Bloemendaal. Onderste rij: E. Kuiper, R. Boswinkel en J. Endeman.

Izak trouwde in 1939 met Lena Gesina Rosendaal, de zus van Israël Rosendaal. In 1939 werd Izak in Hamburg, waar hij voor zaken was, opgepakt door de nazi’s. Door bemoeienissen van een aantal Enternaren werd hij toch weer vrij gelaten. Tijdens de oorlog dook hij onder in Enter met een grote groep Enternaren, zijn vrouw Lena en haar moeder.

Op maandag 10 mei 1943 werden ze ontdekt door de Duitsers en op 13 mei kwamen de onderduikers aan in Westerbork. Aangezien er sprake was van een onderduiksituatie kwam Izak Samuel terecht in strafbarak 67, in 1944 de barak waar ook Anne Frank terecht kwam.

Het verblijf in Westerbork was slechts van korte duur want op 18 mei werd de gehele groep op transport gesteld naar Sobibor. Drie dagen later, op 21 mei 1943, werd Samuel in de gaskamer om het leven gebracht.

Emiel Samuel was een broer van bovengenoemde Izak Samuel. Hij werd in 1936 eveneens lid van GFC. Hij heeft slechts een jaar gevoetbald want gelijk met broer Izak in 1937 weer uitgeschreven bij GFC. Hij is geboren op 21 juli 1920 in Enter.

Emiel was aan het begin van de oorlog in de buurt van Ommen ondergedoken. Toen hij hoorde dat zijn vader, moeder en broer Izak, bij Enter waren opgepakt op 13 mei 1943 besloot hij zichzelf aan te geven. Hij is op 25 mei 1943 in Westerbork terecht gekomen en op dezelfde dag doorgestuurd naar Sobibor. Op de dag van aankomst, 28 mei 1943, werd hij vermoord.

Izak Jacob Hoek

Broer Hoek, zoals hij meestal werd genoemd, maakte begin jaren 20 deel uit van een van de vele straatclubjes die Goor rijk was. Na verloop gingen de spelers vaak bij GFC voetballen. Broer Hoek maakte deel uit van een groep vijftien- en zestienjarigen, die zich in 1922 melden als lid van GFC. Andere jeugdspelers waren o.a. Eduard Rouweler, Jan Rouweler, Jan Endeman (Boeli) Gerrit Boswinkel Gjzn, en Jan Jansen (Jan Ka).

De groep diende een verzoek in bij het GFC bestuur om als elftal te mogen deelnemen aan de competitie. Er was nog geen sprake van juniorenvoetbal, maar het bestuur honoreerde het verzoek en GFC IV was een feit.

Broer Hoek overleefde de oorlog en dook onder in Stokkum en een periode in Enschede aan de Lasondersingel. Na de oorlog begon hij een meubelzaak op de hoek Waterstraat en Grotestraat. Hij overleed in 1984.

Izak Rosendaal

Ies, zoals hij over het algemeen werd genoemd, was waarschijnlijk wel de meest bekende en beste Joodse voetballer die GFC heeft gekend, geboren in Markelo op 28 juni 1911. Hij verhuisde met zijn ouders al op jonge leeftijd naar Goor. De familie Rosendaal begon op de hoek van de Wheeme en de Kerkstraat een handel in manufacturen.

Ies werd in 1926 lid van GFC. In het seizoen 1926-1927 komen we zijn naam voor de eerste keer tegen in een opstelling, hij speelt dan in GFC II.

In 1928 kwam Ies Rosendaal in het eerste elftal met o.a. E. Kuiper, J. Endeman, G. Wissink, I. Samuel en W. Wevers. Ies speelde tot aan de Tweede Wereldoorlog bij GFC. In de originele ledenlijst lezen we dat hij op 1 juli 1942 officieel werd uitgeschreven bij GFC.

Ies Rosendaal

Arnold Schutte voetbalde als jong ventje nog met Ies Rosendaal: Arnold: “Ik was 15 jaar toen ik voor de eerste keer mee mocht doen in GFC 1. In dat elftal speelden twee Joodse voetballers, Ies Rosendaal en Izak Samuel. Ies was fel, kon makkelijk passeren en scoorde vaak. Hij was niet de meest plezierige in het veld. Hij zei een keer toen ik iets verkeerds deed: ‘Doar hooj de voetbalschoon nit veur an te trekk’n.’

In tegenstelling tot o.a. zijn moeder en zuster Lena (getrouwd met Izak Samuel uit Enter, dook Ies niet onder in Enter. Ies Rosendaal en Izak Samuel, een neef van de Marre, werden eind oktober 1942 opgepakt op het station van Deventer. Op 28 oktober 1942 kwam Ies Rosendaal aan in Westerbork en op 30 oktober werd hij op transport gesteld naar Auschwitz.

Hij werd te werk gesteld en overleefde tot maart 1944. Zijn officiële overlijdensdatum is vastgesteld op 31 maart 1944, ergens in Midden Europa.