Precies tachtig jaar geleden werd Jonas van Oosten vermoord in Auschwitz, 16 jaar oud en lid van voetbalclub Achilles 1894 uit Assen. Hij was verraden door Harm Boelems, zijn eigen burgemeester.
Bij het onderzoek op deze website naar de oorlogsslachtoffers in het Nederlandse voetbal komen als vanzelfsprekend de vreselijkste feiten boven water. Via Jonas van Oosten bijvoorbeeld wordt zichtbaar hoe Nederlandse bestuurders actief hebben meegewerkt aan het uitroeien van de Joodse landgenoten. Na de Bevrijding werd de naam van Oosten weer geweerd van voetbalmonumenten.
Assen
Jonas werd geboren op 9 augustus 1926 in Assen. Via de site Westerborkportretten weten we dat hij de zoon was van Machiel van Oosten en Johanna van Oosten-Jakobs, eigenaar van meubel- en beddenzaak De Walvisch. Hij had twee jongere broers: Iwan en Maurits. Jonas was lid van voetbalclub Achilles.
Tijdens de Duitse inval in mei 1940 was Jonas 13 jaar oud. Hij woonde op de Gedempte Singel 10 in Assen, waar ook de zaak van zijn ouders was gevestigd. De bezetters namen zowel het huis als de winkel in beslag. Op 1 september 1941 werd het Joodse kinderen verboden om nog naar een openbare school te gaan, waardoor Jonas de middelbare school moest verlaten.
Verraad
Onder deze omstandigheden dook het gezin onder op een klein eilandje in de Friese meren. Hun afwezigheid werd opgemerkt, waarna burgemeester Harm Boelems van Assen op 30 juli 1942 een bekendmaking plaatste voor de opsporing en aanhouding van deze familie, ‘in verband met het bepaalde in art. 3 der Verordening van den Commissarissen-Generaal voor de Openbare Veiligheid van 15 sept. 1941’.
Zo was dus een Nederlandse ambtenaar aan het werk bij de uitvoering van de Holocaust. Het gezin werd inderdaad ontdekt en gearresteerd. Jonas, zijn vader en oom werden naar Kamp Westerbork gestuurd. De rest van het gezin moest naar Kamp Amersfoort.
Lief flink kind
In Kamp Westerbork worden brieven bewaard, die de moeder van Jonas daar schreef. Ze had geen idee hoe het met Jonas ging. ‘Mijn arme schatten van jongetjes. Ik wil ze zo graag sparen. En hier wachten op mijn trio (man, zwager en Jonas, jRRT). Ik heb af en toe hoop dat ze nog leven. Het is om stapelgek te worden in deze hel en dan alleen. Niemand weet hoe goed of het geweest is, en hoe fijn we het hebben gehad die 18 jaren en dat dat nu weg is, dat kan niet.
En mijn Jonneman (Jonas, jRRT) die nu bijna 17 jaar is. Wat dat arme kind te lijden heeft, als hij nog leeft. Daar moet je niet bij denken. Men zegt, dat Mau (de vader van Jonas, jRRT) en Jonnie ong. 20 november via Oberhauzen Essen zijn gegaan met 80 andere Joden. En Mie (de oom, jRRT) ongeveer 19 december dezelfde richting. Ik sprak gisteren nog een Ariër die met hem in Amersfoort heeft gezeten. Mie heeft ook gezegd dat hij tot het eind zijn best zal doen erdoor te komen en hij vond Jonnie een lief flink kind. Hij was de jongste daar maar Amersfoort is heel heel erg geweest.’
Op 16 januari 1943 werd Van Oosten vermoord in Auschwitz, 16 jaar oud, vijf dagen na zijn vader. Moeder Johanna werd daar op 23 september 1943 vermoord, een dag eerder dan Maurits en Iwan.
Clubmonument
De naam van Jonas staat nu op het clubmonument van Achilles 1894, maar pas met vertraging. Op 18 december 1954 was op het eigen terrein de onthulling van een gedenkplaat met de namen van negen leden, ‘die gedurende de Tweede Wereldoorlog aan de vereniging zijn ontvallen’. Familieleden van deze slachtoffers waren hierbij aanwezig.
Op die gedenkplaat stonden alleen niet de namen van de Joodse leden, schreef historicus Lucie Engberts, als onderzoekster naar de oorlogsslachtoffers in Assen. ‘Op 19 december 1964 is er door steenhouwerij Engberts een extra plaquette op de kei van Achilles gekomen, nadat Daan Gans opgemerkt had, dat de Joodse mannen er niet op stonden. Als reden voor hun afwezigheid werd door het bestuur aangevoerd, dat de Joodse leden tijdens de bezetting noodgedwongen van de ledenlijst geschrapt hadden moeten worden. Vanaf november 1941 was het in Nederland verboden voor Joden om nog lid te zijn van niet-Joodse (sport)verenigingen.’
De onthulling van het tweede deel van het clubmonument van Achilles 1894 met onderaan de Joodse namen. Foto via Drents Archief.
Dat die namen niet waren opgenomen, illustreerde de toenmalige situatie voor de Joodse overlevenden, zowel in Nederland als in Assen. Bovengenoemde Daan Gans behoorde tot een groep van 23 Joodse inwoners, die terugkeerde in Assen. Voor de oorlog woonden er in die stad ongeveer 500 Joden. ‘De terugkeer naar Assen was als een koude douche of erger,’ schreef H.M. Luning in 1995 in het onthutsende artikel Geen bevrijding. ‘Niemand had eigenlijk nog op hen gerekend en in het bijzonder welkom geheten werden ze niet.’
De vermoorde Joodse leden werden daarna niet op het clubmonument gezet, omdat ze bij hun dood geen lid waren van Achilles. En dat klopte inderdaad, maar dan wel volgens de heersende antisemitische wetgeving van de Tweede Wereldoorlog. Geen enkele Joodse voetballer had tenslotte vrijwillig zijn lidmaatschap opgezegd, maar dat deed dat onder Duitse dwang, om in de meeste gevallen daarna te worden gedeporteerd.
In 1964 zag Achilles de onhoudbaarheid in van deze benadering en voegde alsnog de namen van de vermoorde Joodse toe, ook die van Jonas van Oosten. Zijn naam staat dan weer niet op het KNVB-monument, omdat dit al in 1949 was onthuld.
Bij het laatste adres van het gezin Van Oosten zijn Stolpersteine gelegd. Boelems werd tijdens de Bijzondere Rechtspleging veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierenhalf jaar vanwege zijn collaboratie.